fly

Engels

Uitspraak
vervoeging
onbepaalde wijs to fly
he/she/it flies
verleden tijd flew
voltooid
deelwoord
flown
onvoltooid
deelwoord
flying
gebiedende wijs fly

Werkwoord

fly

  1. vliegen


vervoeging
onbepaalde wijs to fly
he/she/it flies
verleden tijd flied
voltooid
deelwoord
flied
onvoltooid
deelwoord
flying
gebiedende wijs fly

Werkwoord

fly

  1. een hoge bal slaan met honkbal


enkelvoud meervoud
fly flies

Zelfstandig naamwoord

fly

  1. (dierkunde), (insecten) vlieg
Hyperoniemen
Hyponiemen
  • housefly

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Bijvoeglijk naamwoord

fly

  1. (spreektaal) high
  1. «Après le marathon de Paris, j’te raconte pas comment j’étais fly
    Na de marathon van Parijs was ik zo high, dat hou je niet voor mogelijk! [1]

Verwijzingen

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /flyː/
Woordafbreking
  • fly
Woordherkomst en -opbouw
  • Werkwoord: Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord fljúga.
  • Zelfstandig naamwoord [A]): Verkorting van flygemaskin.
  • Zelfstandig naamwoord [B]: Verwant met de woorden flyge en flue.
  • Zelfstandig naamwoord [C]: Verwant met de woorden flod en flyte.
Naar frequentie 506

Bijwoord

fly

  1. meer dan, vervloekt (versterkend in bepaalde uitdrukkingen)
Typische woordcombinaties
  • fly vorbanna
meer dan boos
vervoeging
onbepaalde wijs fly
tegenwoordige tijd flyr
verleden tijd fløy
voltooid
deelwoord
flydd
fløyet
onvoltooid
deelwoord
flyende
lijdende vorm flys
gebiedende wijs fly
vervoegingsklasse Klasse 2 sterk
opmerking

Werkwoord

fly

  1. vliegen (over dieren, vooral vogels en insecten: vliegen met hun vleugels)
  1. «Grågjæser fløy mot nord.»
    De grauwe ganzen vlogen naar noorden.
  2. (figuurlijk) gaan vliegen, de hielen lichten
  3. vliegen (over luchtvaartuigen)
  4. vliegen, een vliegtuig nemen (als passagier of personeel met een vliegtuig vliegen)
  5. vliegen (als piloot een vliegtuig besturen)
  6. vervoeren
Schrijfwijzen
  • [1-6]: flyge
Synoniemen
  • [2]: fordufte
Hyperoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2]: Fuglen er / har fløyet.
De vogel is uitgevlogen.
  • [4]: flygende personell
de bemanning

Werkwoord

fly

  1. gebiedende wijs van fly
o
[A]+[B]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   fly     flyet     fly     flya
flyene  
genitief   flys     flyets     flys     flyas
flyenes  

Zelfstandig naamwoord

[A] fly, o

  1. (techniek), (verkeer), (afkorting), (verkorting) vliegtuig
  1. «Flyet kunne ikke gå ned på grunn av tåke.»
    Vanwege de mist kon het vliegtuig niet landen.
  1. «Tar du tog eller fly
    Neemt u de trein of het vliegtuig?
Hyperoniemen
  • luftfartøy
Afgeleide begrippen
  • jetfly
  • passasjerfly
  • propellfly
  • rutefly
  • seglfly
  • seilfly
  • sjøfly
Uitdrukkingen en gezegden
  • korresponderende fly
een aansluitende vlucht

Zelfstandig naamwoord

fly, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van fly [A]

Zelfstandig naamwoord

[B] fly, o

  1. (dierkunde), (insecten) een klein insect
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
  • flue
  • mygg

Zelfstandig naamwoord

fly, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van fly [B]
m/v
[C]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   fly     flyen
flya  
  flyer     flyene  
genitief   flys     flyens
flyas  
  flyers     flyenes  

Zelfstandig naamwoord

[C] fly, m / v

  1. (geologie) hoogvlakte, plateau
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • mosefly
  • Vaaldesflya

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /flyː/
Woordafbreking
  • fly
Woordherkomst en -opbouw
  • Werkwoord [A]: Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord fljúga.
  • Werkwoord [B]: Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord flýja.
  • Zelfstandig naamwoord [A]: Verkorting van flygemaskin.
  • Zelfstandig naamwoord [B]: Verwant met de woorden flyge en flye.
  • Zelfstandig naamwoord [E]: Misschien verwant met het woord flyte.

Bijvoeglijk naamwoord

[A] fly

  1. koel, lauw
Verbuiging
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud fly flyare flyast
o enkelvoud flytt
meervoud flye
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
flye flyare flyaste
Synoniemen
  • lunka

Bijvoeglijk naamwoord

[B] fly

  1. steil, steil hellend
Verbuiging
  • hetzelfde als onder [A]
Synoniemen
  • stupbratt

Bijwoord

fly

  1. meer dan, vervloekt (versterkend in bepaalde uitdrukkingen)
Typische woordcombinaties
  • fly vorbanna
meer dan boos
vervoeging
onbepaalde wijs fly
flyge
flyga
tegenwoordige tijd flyr
flyg
verleden tijd flaug
voltooid
deelwoord
floge
onvoltooid
deelwoord
flygande
lijdende vorm flygast
gebiedende wijs fly
vervoegingsklasse Klasse 2 sterk
opmerking

Werkwoord

[A] fly

  1. vliegen (over dieren, vooral vogels en insecten: vliegen met hun vleugels)
  2. (figuurlijk) gaan vliegen, de hielen lichten
  3. vliegen (over luchtvaartuigen)
  4. vliegen, een vliegtuig nemen (als passagier of personeel met een vliegtuig vliegen)
  5. vliegen (als piloot een vliegtuig besturen))
  6. vervoeren
Schrijfwijzen
  • [1-6]: flyga
  • [1-6]: flyge
Hyperoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2]: Fuglen er flogen.
De vogel is uitgevlogen.
  • [4]: flygande personell
de bemanning
vervoeging
onbepaalde wijs fly
tegenwoordige tijd flyr
verleden tijd flydde
voltooid
deelwoord
flydd
onvoltooid
deelwoord
flyande
lijdende vorm flyast
gebiedende wijs fly
vervoegingsklasse Klasse 3 sterk
opmerking

Werkwoord

[B] fly

  1. vlieden, vluchten
  2. ontvluchten
Synoniemen
Typische woordcombinaties
  • [1]: fly unna
wegvliegen
  • [2]: fly landet / lagnaden
het land / het lot ontvluchten


o
[A]+[B]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   fly     flyet     fly     flya  

Zelfstandig naamwoord

[A] fly, o

  1. (techniek), (verkeer), (afkorting), (verkorting) vliegtuig
  1. «Han sette seg inn i eit fly for å reise til Sør-Afrika.»
    Hij ging in een vliegtuig zitten om naar Zuid-Afrika te reizen.
Hyperoniemen
  • luftfarty
Afgeleide begrippen
  • jetfly
  • passasjerfly
  • propellfly
  • rutefly
  • seglfly
  • sjøfly
Typische woordcombinaties
  • flyet lettar / går ned / landar
het vliegtuig stijgt op / gaat neer / landt
Uitdrukkingen en gezegden
  • korresponderande fly
een aansluitende vlucht

Zelfstandig naamwoord

fly, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van fly [A]

Zelfstandig naamwoord

[B] fly, o

  1. (dierkunde), (insecten) een klein insect
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
  • fluge
  • mygg

Zelfstandig naamwoord

fly, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van fly [B]

Zelfstandig naamwoord

[C] fly, o

  1. modder, moeras

Zelfstandig naamwoord

fly, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van fly [C]

[D] fly o

  1. een steile rotswand

Zelfstandig naamwoord

fly, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van fly [D]
v
[E]+[F]
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   fly     flya     flyer     flyene  

Zelfstandig naamwoord

[E] fly v

  1. (geologie) hoogvlakte, plateau
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • Valdesflya

[F] fly v

  1. stofdeltje, stofje, vuiltje
Synoniemen

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid:  fly    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • fly
stamtijd
infinitief verleden
tijd
supinum
fly
flydde
flydd
volledig

Werkwoord

fly

  1. vluchten
  2. vliegen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.