vliegbrevet

Nederlands

Hélène Dutrieu de eerste Belgische vrouw die haar vliegbevet haalde
Uitspraak
Woordafbreking
  • vlieg·bre·vet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vliegbrevet vliegbrevetten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

vliegbrevet o [1]

  1. (luchtvaart) officieel diploma waarmee je kunt aantonen een erkend vliegtuigbestuurder te zijn
    • Er zijn immers voldoende opgeleide vliegers voorhanden die bijvoorbeeld ervaring hebben bij defensie. Deze zij-instromers zouden alleen een beperkte vorm van extra training nodig hebben om bij de politie aan te slag te gaan, terwijl agenten zonder vliegbrevet een complete opleiding nodig hebben die vele tienduizenden euro’s kost.[2] 
    • Willem-Alexander kreeg tijdens het afsluitende persgesprek ook een vraag over zijn vliegbrevet. Of hij niet graag in de cockpit zou willen kruipen van het huurtoestel waarmee hij naar en in Italië reisde. Nee hoor, zei het staatshoofd beslist. U heeft het allemaal in De Telegraaf kunnen lezen: Ik ben bevoegd voor de 737 van KLM. Dus of zijn handen jeukten? Absoluut niet.[3] 
    • Levi van Kempen is afgelopen weekeinde met de schrik vrijgekomen. De presentator en acteur, die een vliegbrevet heeft, moest in de Verenigde Staten een noodlanding maken, maar dat ging mis.[4] 
Synoniemen
  • vliegdiploma
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord vliegbrevet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf JORN JONKER 18 jan. 2018
  3. de Telegraaf NIELS RIGTER 23 jun. 2017
  4. de Telegraaf 01 mei 2017
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.