uitvliegen
Nederlands
Woordafbreking
- uit·vlie·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit en vliegen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitvliegen |
vloog uit |
uitgevlogen |
klasse 2 | volledig |
Werkwoord
uitvliegen [1]
- onovergankelijk naar buiten (uit nest of hok) vliegen
- vertrekken
- als u die kant uitvliegt, loopt u op elk moment gevaar
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
- uitvlieger, uitvliegroute
Gangbaarheid
- Het woord uitvliegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitvliegen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.