uitvliegen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·vlie·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitvliegen
vloog uit
uitgevlogen
klasse 2 volledig

Werkwoord

uitvliegen [1]

  1. onovergankelijk naar buiten (uit nest of hok) vliegen
  2. vertrekken
    • als u die kant uitvliegt, loopt u op elk moment gevaar 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • uitvlieger, uitvliegroute
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord uitvliegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.