varken
![](../I/m/Sow_and_five_piglets.jpg)
Varkens
Nederlands
Woordafbreking
- var·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘hoefdier’ voor het eerst aangetroffen in 1155 [1]
- Van Middelnederlands varken; gaat terug op een Germaanse wortel *farha-. Verwant aan Latijn porcus «tam varken», Middeliers orc en Pruisisch prastian «big». Gaat terug op Indo-Europees *porḱo-s «big» mogelijk verwant aan een wortel *perḱ- die woelen, openkrabben betekent.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | varken | varkens |
verkleinwoord | varkentje | varkentjes |
Zelfstandig naamwoord
varken o
- (veeteelt) een tam zwijn, gehouden voor zijn vet en vlees behorend tot de familie Suidae
- (scheldwoord) een ongemanierd persoon
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een tam zwijn, gehouden voor zijn vet en vlees
Gangbaarheid
- Het woord varken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'varken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.