zwijn

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwijn    (hulp, bestand)
  • IPA: /zwɛin/
Woordafbreking
  • zwijn
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘hoefdier’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1220 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord zwijn zwijnen
verkleinwoord zwijntje zwijntjes

Zelfstandig naamwoord

zwijn o

  1. (dierkunde) een varken
  2. (scheldwoord) een viezerik
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
zwijnen

zwijn

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwijnen
    • Ik zwijn. 
  2. gebiedende wijs van zwijnen
    • Zwijn! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwijnen
    • Zwijn je? 

Gangbaarheid

  • Het woord zwijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.