aardvarken
Nederlands
Woordafbreking
- aard·var·ken
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Afrikaans, in de betekenis van ‘buistandig zoogdier’ voor het eerst aangetroffen in 1779 [1]
- samenstelling van aard zn en varken zn [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aardvarken | aardvarkens |
verkleinwoord | aardvarkentje | aardvarkentjes |
Zelfstandig naamwoord
aardvarken o
- (zoogdieren) een zoogdier met een lange, kleverige tong dat vooral 's nachts actief is
- Heeft u een afbeelding van een aardvarken voor mij?
Vertalingen
1. een zoogdier met een lange, kleverige tong dat vooral 's nachts actief is
|
Gangbaarheid
- Het woord aardvarken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aardvarken' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.