mestvarken
Nederlands
![](../I/m/Hog_confinement_barn_interior.jpg)
mestvarkens
Woordafbreking
- mestĀ·varĀ·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van mest ww en varken [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mestvarken | mestvarkens |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
mestvarken o [2]
- Minister Veerman (Landbouw) heeft de Tweede Kamer beloofd niet meer te zullen spreken van mestvarkens en mestkippen, maar de dieren in het vervolg aan te duiden als vleesvarkens en vleeskippen. [3]
- Op 3 juni startte de tweede inschrijfperiode. De dossiers van 2001 die niet meer konden behandeld of uitbetaald worden, kwamen het eerst in aanmerking. Zij vertegenwoordigen een budget van circa 10 miljoen euro. Per zeug is er een vergoeding van 389,7 euro voorzien, per mestvarken 117,5 euro. [4]
- (pejoratief) gulzigaard, schrokker, veelvraat
Synoniemen
- [1] schotvarken, vleesvarken
Verwante begrippen
- mestkippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord mestvarken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- mestvarken op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC 14 februari 2003
- De Standaard 08/08/2002 door psr
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.