staat

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  staat    (hulp, bestand)
  • IPA: /stat/
Woordafbreking
  • staat
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘toestand’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • In de betekenis van ‘land’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [2]
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord staat staten
verkleinwoord staatje staatjes

Zelfstandig naamwoord

[A] staat m [3]

  1. binnen een afgebakend grondgebied werkzame, in hoge mate soevereine organisatie die gezag uitoefent over de op dat grondgebied wonende bevolking
    • De Verenigde Staten zijn de machtigste staat ter wereld. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord staat -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

[B] staat m

  1. een toestand, gesteldheid
    • De staat van dienst van premier Van Rompuy is onberispelijk. 
  1. in staat: de mogelijkheid hebbend
    • Hij is in staat deze moeilijke taak te volbrengen. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • Rijkswaterstaat, echtstaat, geluksstaat, kennelijke staat, kluizenaarsstaat, natuurstaat, oerstaat, waterstaat, weduwstaat
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Een grote staat voeren
veel geld uitgeven
  • Op iemand staat kunnen maken
op iemand kunnen vertrouwen/rekenen
  • de staat opmaken
  • de staat van dienst
  • in staat stellen
  • in staat van
  • in staat zijn
  • in goede staat verkeren
  • in goede staat zijn
  • in verregaande staat van ontbinding
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord staat staten
verkleinwoord staatje staatjes

Zelfstandig naamwoord

[C] staat m

  1. overzicht of lijst van iets, vooral van bedragen, baten en lasten
Synoniemen
Hyponiemen

Werkwoord

vervoeging van
staan

staat

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van staan
    • Jij staat. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van staan
    • Hij staat. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van staan
    • Staat! 
Afgeleide begrippen
  • statist
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2]: De deur staat op een kiertje.
  • [2]: De telefoon staat roodgloeiend.
  • [2]: Iets staat hoog in het vaandel.
  • Dat staat als een paal boven water
dat is zeker
  • Die staat ziet toe dat hij niet valle.
mensen die alles denken te weten of kunnen, moeten zelf maar oppassen voor fouten en problemen
  • Liegen of het gedrukt staat
heel erg hard liegen
  • Vragen staat vrij.
iedereen heeft de gelegenheid om vragen te stellen
  • Zijn pruik staat scheef.
hij is gehumeurd
Vertalingen

Verwijzingen

Gangbaarheid

  • Het woord staat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.