state
Nederlands
Woordafbreking
- sta·te
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Fries, in de betekenis van ‘landgoed’ voor het eerst aangetroffen in 1551 [1]
- Naamwoord van handeling van staan met het achtervoegsel -te [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | state | staten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
state v / m [3]
- een voormalige (adellijke) burcht of landhuis in de provincie Friesland.
Hyponiemen
- tristate
Gangbaarheid
- Het woord state staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'state' herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
61 % | van de Vlamingen. |
Engels
Uitspraak
- Geluid: state (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /steɪt/
Zelfstandig naamwoord
state
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to state |
he/she/it | states |
verleden tijd | stated |
voltooid deelwoord |
stated |
onvoltooid deelwoord |
stating |
gebiedende wijs | state |
Hyponiemen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.