staan

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  staan    (hulp, bestand)
  • IPA: /stan/
  • IPA: /staːn/
Woordafbreking
  • staan
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘overeind zijn’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: staen
Oudnederlands: stān
Germaans: *stānan
Indo-Europees: *steh₂-
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: stand (Angelsaksisch: standan), Duits: stehen, (Oudhoogduits: stān, stēn), Fries: stean (Oudfries: stonda)
Noord: Zweeds/Deens/Noors: stå, (Oudnoords: stá), Faeröers: stá
Oost: Gotisch: standan
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
staan
stond
gestaan
klasse 6 volledig

Werkwoord

staan

  1. inergatief zich in verticale toestand van rust bevinden
    • Hij stond al een uur in de rij. 
  1. hulpwerkwoord ~ te: duratief hulpwerkwoord: tijdens het staan iets doen
    • Hij staat buiten te telefoneren. 
    • Hij heeft een hele tijd staan telefoneren. 
  1. hulpwerkwoord ~ te: hulpwerkwoord van een, vaak dreigende, onmiddellijke toekomst
    • Dat staat te gebeuren. 
Opmerkingen
  • [2] In samengestelde tijden vervalt te.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Anagrammen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord staan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.