staatskas
Nederlands
Woordafbreking
- staats·kas
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van staat zn en kas zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | staatskas | staatskassen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
staatskas v/m [1]
- de financiële middelen van de rijksoverheid
- Bijvoorbeeld: geen gordel om, boete en geen uitkering schade, drank op, boete en geen uitkering schade. Het mes snijdt aan twee kanten, zowel de veiligheid als de staatskas zijn erbij gebaat.[2]
- Maar de leer- en baanplicht wordt door meer dan een kwart van de deelnemers afgewezen. Deze tegenstanders willen bijvoorbeeld geen dwangmaatregelen om werkloze 50-plussers aan de slag te krijgen. „Er moet individueel gekeken worden. Vaak wordt men door UWV als nummer behandeld. Hoeveel dienstjaren heeft iemand al? Als iemand al 30 tot 40 jaar gewerkt heeft, is er al die jaren al bijgedragen aan de staatskas en arbeidsmarkt. Laat deze mensen.”[3]
Gangbaarheid
- Het woord staatskas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'staatskas' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Telegraaf 15 mrt. 2018 ’Zwarte doos auto goede uitvinding’
- de Telegraaf RENÉ VAN ZWIETEN 09 mrt. 2018 Uitslag stelling: Bijstander hard aanpakken
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.