staatsbedrijf

Nederlands

Staatsbedrijf der Artillerie-Inrichtingen
Uitspraak
Woordafbreking
  • staats·be·drijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord staatsbedrijf staatsbedrijven
verkleinwoord staatsbedrijfje staatsbedrijfjes

Zelfstandig naamwoord

staatsbedrijf o [1]

  1. bedrijf waarvan de overheid de belangrijkste eigenaar is
    • Vijf partijen eisten opheldering van de twee betrokken ministers, toevallig allebei CDA 'ers. De CDA-woordvoerder in de Kamer zei: 'Ik vind dit geen pas geven en neem aan dat de Postcodeloterij als benadeelde partij juridische stappen neemt.' Frans Weekers, de latere staatssecretaris van Financiën en toen woordvoerder voor de VVD, noemde de spionage 'ronduit schandalig en hoogst kwalijk' en 'niet passend bij een staatsbedrijf '. [2] 
    • Over een paar dagen ben ik thuis en dan heb ik meer tijd. Ik werk als jurist voor een staatsbedrijf dat betaalbare huizen bouwt [3] 
    • Bijna had de 63-jarige Natalya Vlassova, uit de regio van Voronesj, ongeveer 600 kilometer ten zuiden van Moskou, de recordwinst aan haar neus zien voorbijgaan. Haar kleindochter had eerst haar biljet nagekeken maar niks gemerkt, aldus het Russische staatsbedrijf Stoloto. Toen er een week later berichten in de media verschenen dat de winnaar uit haar regio kwam, nam Vlassova het biljet er nog eens bij en besefte ze naar eigen zeggen dat er ‘iets ongelooflijks aan het gebeuren was.’[4] 
Synoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord staatsbedrijf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Holtwijk, Ineke De mannen van de droomfabriek [2015] ISBN 978-94-6003201-1 pagina 271
  3. Scholten, Jaap Horizon City [2014] ISBN 978-90-72603-35-7 pagina 431
  4. de Standaard 18/NOVEMBER/2017 door mg
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.