lijst
Nederlands
Woordafbreking
- lijst
Zelfstandig naamwoord
lijst m/v
- een opsomming van zaken die onder elkaar staan
- Ik heb die belangrijke lijst thuis laten liggen.
- een rand in een speciale vorm om iets in te vatten, zoals een schilderij
- Kijk toch eens naar die mooie lijst om dat portret.
- een kader of omtrek
- Op die afbeelding hebben alle afbeeldingen een lijst.
- een vooruitspringende rand aan een gebouw
- De lijst van die gevel is niet erg mooi.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een opsomming van zaken die onder elkaar staan
2. een rand in een speciale vorm om iets in te vatten, zoals een schilderij
Werkwoord
vervoeging van |
---|
lijsten |
lijst
vervoeging van |
---|
lijzen |
lijst
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lijzen
- Jij lijst.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lijzen
- Hij lijst.
- verouderde gebiedende wijs meervoud van lijzen
- Lijst!
Gangbaarheid
- Het woord lijst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lijst' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.