lijst

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lijst    (hulp, bestand)
  • IPA: /lɛist/
Woordafbreking
  • lijst
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘rand’ voor het eerst aangetroffen in 1277 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord lijst lijsten
verkleinwoord lijstje lijstjes

Zelfstandig naamwoord

lijst m/v

  1. een opsomming van zaken die onder elkaar staan
    • Ik heb die belangrijke lijst thuis laten liggen. 
  1. een rand in een speciale vorm om iets in te vatten, zoals een schilderij
    • Kijk toch eens naar die mooie lijst om dat portret. 
  1. een kader of omtrek
    • Op die afbeelding hebben alle afbeeldingen een lijst. 
  1. een vooruitspringende rand aan een gebouw
    • De lijst van die gevel is niet erg mooi. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
lijsten

lijst

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van lijsten
  2. gebiedende wijs van lijsten
vervoeging van
lijzen

lijst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lijzen
    • Jij lijst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lijzen
    • Hij lijst. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van lijzen
    • Lijst! 

Gangbaarheid

  • Het woord lijst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.