schoen

Een veterschoen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schoen    (hulp, bestand)
  • IPA: /sxun/
Woordafbreking
  • schoen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘voetbekleedsel’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord schoen schoenen
verkleinwoord schoentje schoentjes

Zelfstandig naamwoord

schoen m

  1. (schoeisel) bekleedsel om de voet warm te houden en te beschermen
    • met sinterklaas mogen de kinderen in het weekend hun schoen bij de schoorsteen zetten 
  1. iets dat min of meer op een schoen lijkt bijv. een remschoen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord schoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.