laars

Een laars.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  laars    (hulp, bestand)
  • IPA: /lars/
Woordafbreking
  • laars
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘schoeisel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord laars laarzen
verkleinwoord laarsje laarsjes

Zelfstandig naamwoord

laars v/m

  1. (schoeisel) een schoen met een hoge schacht die een deel van het been bedekt
    • Zij heeft bijna altijd laarzen aan. 
Synoniemen
  • (Vlaams en Limburgs) bot
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • laarzenknecht, laarzenpad, laarzenspanner
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord laars staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.