slof
![](../I/m/Slippers.jpg)
Sloffen.
Nederlands
Woordafbreking
- slof
Zelfstandig naamwoord
- (kleding) een comfortabel soort schoeisel bedoeld om in huis te gedragen te worden (pantoffel zonder hak en hiel), muil, muiltje, slipper
- Hij liep nog op zijn sloffen.
- samen verpakte kleinere pakjes
- Geef mij die hele slof sigaretten maar.
- spanen hengselmandje voor vruchten
- (meer algemeen) langwerpig voorwerp
Synoniemen
- [1] pantoffel
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- sloffig, slofhak, slofheid
Uitdrukkingen en gezegden
- Op een schoen en een slof aankomen
niets hebben en ergens komen
- Uit zijn slof schieten
erg boos worden ofwel: erg actief worden
- Het vuur uit de sloffen lopen
heel erg zijn best doen
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | slof | sloffer | slofst |
verbogen | sloffe | sloffere | slofste |
partitief | slofs | sloffers | - |
Werkwoord
vervoeging van |
---|
sloffen |
slof
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sloffen
- Ik slof.
- gebiedende wijs van sloffen
- Slof!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sloffen
- Slof je?
Gangbaarheid
- Het woord slof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'slof' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "slof" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- slof op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- slof op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.