wandelschoen

1. schoeisel dat speciaal geschikt is om grote wandelingen mee te maken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wandelschoen    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈʋɑn.dəɫ.ˌsχun/, /-dɔɫ-/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈβ̞ɑn.dəɫ.ˌsxun/
Woordafbreking
  • wan·del·schoen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wandelschoen wandelschoenen
verkleinwoord wandelschoentje wandelschoentjes

Zelfstandig naamwoord

wandelschoen m

  1. (schoeisel) (sport) schoeisel dat speciaal geschikt is om grote wandelingen mee te maken
    • De juiste wandelschoen is een basisvereiste voor 'tredzekerheid' tijdens het wandelen. [1]
  1. (schoeisel) licht, gemakkelijk zittend schoeisel met lage hakken, geschikt om op straat te wandelen
    • Maar ook de „normale" wandelschoen waarvan de hak slechts iets hoger ligt dan de zool, wordt door sommige experts in lichaamshouding en beweging als ongezond beschouwd. [2]
Synoniemen
  • [1] bergschoen
  • [2] trotteur
Antoniemen
  • [2] pump (bij damesschoenen)
  • [2] werkschoen (bij herenschoenen)
Verwante begrippen

Verwijzingen

Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord wandelschoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.