probleem
Nederlands
Woordafbreking
- pro·bleem
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits of Frans, in de betekenis van ‘vraagstuk, moeilijkheid’ voor het eerst aangetroffen in 1648 [1]
- Via het Oudgriekse πρόβλημα van het werkwoord προβάλλω.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | probleem | problemen |
verkleinwoord | probleempje | probleempjes |
Zelfstandig naamwoord
probleem o
- iets dat schade teweegbrengt of de voortgang van iets anders in de weg staat
- In het algemeen kan gesteld worden dat problemen rond Amerikaanse hypotheken de onmiddellijke aanleiding vormden tot de kredietcrisis, die oversloeg op de markt voor daaraan gerelateerde complexe financiële producten.
- (in engere zin) onopgelost vraagstuk
- Het blijft een probleem hoe je erachter komt.
Synoniemen
- [1] belemmering, dilemma, hindernis, moeilijkheid, obstakel
- [2] vraagstuk, kwestie
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. iets dat schade teweegbrengt of de voortgang van iets anders in de weg staat
|
|
Gangbaarheid
- Het woord probleem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'probleem' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.