maan

Maan

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  maan    (hulp, bestand)
  • IPA: /maːn/
Woordafbreking
  • maan
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘satelliet’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: mane
Oudnederlands: māno
Germaans: *mēnô
Indo-Europees: *mḗh₁n̥s
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: moon (Angelsaksisch: mōna), Duits: Mond, (Oudhoogduits: māno), Fries: moanne, moune (Oudfries: mōna)
Noord: Zweeds/Deens/Noors: måne, (Oudnoords: máni), IJslands/Faeröers: máni
Oost: Gotisch: mena
  • Andere Indo-Europese talen:
Romaans: Latijn: mensis, Catalaans/Spaans/Aroemeens: mes, Frans: mois, Italiaans: mese, Portugees: mês, Retoromaans: mais, Siciliaans: misi, Venetiaans: méxe
Slavisch: Russisch/Wit-Russisch: месяц (mesjac), Oekraïens: місяць (misjac), Bulgaars: месец (mesec, mesets), Servo-Kroatisch: месец, mesec, Sloveens: mesec, Tsjechisch: měsíc, Kasjoebisch: miesąc, miesądz, Pools: miesiąc, Hoogsilezisch: mjeśůnček , mjeśůnc, Slowaaks: mesiac, Nedersorbisch: mjasec
Keltisch: Welsh: mis, Iers: mí (Oudiers: mí) Manx: mee, Schots-Gaelisch: mìos
Baltisch: Lets: mēnesis, mēness, Litouws: mėnuo
Andere: Grieks: μήνας (mìnas) (Oudgrieks: μήν (men)), Albanees: muaj, Armeens: ամիս (amis), Perzisch: ماه (mah), مه (mæh), مانگ (mang)
enkelvoud meervoud
naamwoord maan manen
verkleinwoord maantje maantjes

Zelfstandig naamwoord

maan v/m

  1. (astronomie) met "de" maan wordt de natuurlijke satelliet bedoeld, die in een baan rond de aarde draait
  2. (astronomie) een satelliet die in een baan rond een planeet draait
  3. (Jiddisch-Hebreeuws) oud gebruik waarbij voorafgaand aan de huwelijkssluiting tot het bruidspaar een wens gericht wordt
Synoniemen
Hyponiemen
  • bijmaan, blauwmaan, halvemaan, ijsmaan, jupitermaan, kunstmaan, kwartiermaan, nieuwemaan, tegenmaan, vollemaan, wintermaan
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Anagrammen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
manen

maan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van manen
    • Ik maan. 
  2. gebiedende wijs van manen
    • Maan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van manen
    • Maan je? 

Gangbaarheid

  • Het woord maan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

Uitspraak
  • IPA /mɑːn/   geluid 
Woordafbreking
  • maan
enkelvoud meervoud
naamwoord maan mane

Zelfstandig naamwoord

maan

  1. maan
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.