aarde
Nederlands
Woordafbreking
- aar·de
Zelfstandig naamwoord
aarde v/m
- (astronomie) de wereld, de bewoonbare planeet van ons zonnestelsel
- De aarde is de derde planeet van de zon.
- de grond waarin de planten groeien
- In de tuin lag een hoop aarde.
- een goed geleidende verbinding tussen een elektrisch apparaat en de aarde
- Het apparaat had een goede geleiding met de aarde.
- een van de vier traditionele elementen
- Aarde is naast vuur, water en lucht één van de vier traditionele elementen.
Antoniemen
- [1] hemel
Afgeleide begrippen
(1)
|
Hyponiemen
(2)
|
Afgeleide begrippen
- aardegoed, aardewasserij
Uitdrukkingen en gezegden
- boven aarde staan
nog niet begraven
- de dampkring van de aarde
aardatmosfeer
- in goede aarde vallen
goed opgenomen worden
- ter aarde bestellen
begraven
Vertalingen
1. planeet
2. grond
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aarden |
aarde
- aanvoegende wijs van aarden
vervoeging van |
---|
aren |
aarde
- enkelvoud verleden tijd van aren
- Ik aarde.
- Jij aarde.
- Hij, zij, het aarde.
- Ik aarde.
Gangbaarheid
- Het woord aarde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aarde' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.