manen
Nederlands
Woordafbreking
- ma·nen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘nekhaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
- In de betekenis van ‘herinneren aan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 701 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
manen |
maande |
gemaand |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
manen
- overgankelijk gebieden iets te doen
- De moeder maande haar kinderen de troep op te ruimen.
Vertalingen
1. gebieden iets te doen
|
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | - | manen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
manen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord maan
- mv de ruige beharing op de nek van een leeuw of van een paard
Hyponiemen
- leeuwenmanen, paardenmanen
Gangbaarheid
- Het woord manen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'manen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Spaans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.