manen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘nekhaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
  • In de betekenis van ‘herinneren aan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 701 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
manen
maande
gemaand
zwak -d volledig

Werkwoord

manen

  1. overgankelijk gebieden iets te doen
    • De moeder maande haar kinderen de troep op te ruimen. 
Anagrammen
Hyponiemen
Vertalingen
2 enkelvoud meervoud
naamwoord - manen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

manen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord maan
  2. mv de ruige beharing op de nek van een leeuw of van een paard
Hyponiemen
  • leeuwenmanen, paardenmanen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord manen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
manar

manen

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van manar
  1. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van manar
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.