月

Japans
Uitspraak
  • IPA: \tsɯ.ki\, [t͡sɨ̥ᵝkʲi]

Zelfstandig naamwoord

月

  1. (astronomie) maan
  1. «月が沈んだ。»
    De maan is ondergegaan.
Schrijfwijzen
Kanji Kana Romaji
 月  つき tsuki
Afgeleide begrippen
  1. 月光 maanlicht
  2. 月食 maansverduistering
  3. 月齢
  4. 観月
  5. 残月 ochtendmaan
  6. 風月 natuurschoonheid
  7. 満月 volle maan
  8. 名月 oogstmaan
  9. 月形 maanvorm
Uitspraak
  • IPA: \ge.tsɯ\, [ɡe̞t͡sɨᵝ]

Zelfstandig naamwoord

月

  1. (tijdrekening), (eenheid) maand
  1. «彼は毎月お金を貯金している。»
    Hij spaart elke maand geld.
Schrijfwijzen
Kanji Kana Romaji
 月  げつ getsu
  1. 月曜日 maandag
  2. 今月 deze maand
  3. 先月 afgelopen maand
  4. 来月 volgende maand
  5. 月間 maandperiode
  6. 月給 maandsalaris
  7. 月割り per maand
  8. 隔月 om de twee maanden
  9. 歳月 jaren
  10. 年月 jaren en maanden
  11. 月経 menstruatie
  12. 月刊 maandblad
  13. 月初め begin van de maand
  14. 月内 tegen het einde van de maand
  15. 月相 maanfase
  16. 臨月 de laatste maand van zwangerschap
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.