podium
Nederlands
Woordafbreking
- po·di·um
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘platform’ voor het eerst aangetroffen in 1844 [1]
- afgeleid van het Griekse 'podós' (voet) met het achtervoegsel -ium [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | podium | podia podiums |
verkleinwoord | podiumpje | podiumpjes |
Zelfstandig naamwoord
podium o [3]
- een gewoonlijk verhoogde open ruimte waarop iets voor een publiek aanschouwelijk gemaakt kan worden
- Hij betrad het podium en zong een prachtige aria.
Hyponiemen
- concertpodium, erepodium, muziekpodium, pseudopodium
Vertalingen
1. een gewoonlijk verhoogde open ruimte waarop iets voor een publiek aanschouwelijk gemaakt kan worden.
Gangbaarheid
- Het woord podium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'podium' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.