bokking

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bok·king
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gerookte haring’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
  • Afgeleid van bok met het achtervoegsel -ling: bokk(el)ing. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord bokking bokkingen
verkleinwoord bokkinkje bokkinkjes

Zelfstandig naamwoord

bokking m

  1. (vissen) (voeding) een gerookte en gezouten haring
    • Ik vind een bokking op z'n tijd heerlijk. 
Hyponiemen
  • bakbokking, hombokking, snijbokking, spekbokking, strobokking, zalmbokking
Afgeleide begrippen
  • bokkingdrogerij, bokkinghang, bokkingkop, bokkingrokerij
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bokking staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
40 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.