bokken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bokken    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɔkə(n)/
Woordafbreking
  • bok·ken

Zelfstandig naamwoord

bokken mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bok
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bokken
bokte
gebokt
zwak -t volledig

Werkwoord

bokken

  1. inergatief mokken omdat men zich verongelijkt voelt
  2. inergatief (van paarden) de achterhand in de lucht gooien
  3. (gewestelijk) zich vooroverbuigen, bukken.
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.