zout

zout

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zout    (hulp, bestand)
  • IPA: /zɑu̯t/
Woordafbreking
  • zout
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘keukenzout, natriumchloride’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1001 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord zout zouten
verkleinwoord zoutje zoutjes

Zelfstandig naamwoord

zout o

  1. alledaagse naam voor keukenzout bedoeld (natriumchloride)
    • Kunt u het zout even doorgeven? 
  1. (scheikunde) een verbinding die bestaat uit een metaal en een zuurrest
    • Salmiak is een zout van ammonia en zoutzuur. 
  1. één van de vier smaken
Hyponiemen
  • afvalzout
  • aluinzout
  • aluminiumzout
  • ammoniakzout
  • ammoniumzout
  • antimoonzout
  • azijnzuurzout
  • baaizout
  • badzout
  • bakkerszout
  • bergzout
  • bitterzout
  • bleekzout
  • bremzout
  • brijnzout
  • bronzout
  • dubbelzout
  • emserzout
  • epsomzout
  • fixeerzout
  • galzout
  • glauberzout
  • hertshoornzout
  • ijzerzout
  • jozozout
  • kaliumzout
  • kalizout
  • kazeerzout
  • keukenzout
  • kininezout
  • klaverzout
  • klipzout
  • knetterzout
  • knoflookzout
  • kobaltzout
  • koperzout
  • landbouwzout
  • likzout
  • loodzout
  • loogzout
  • maagzout
  • metaalzout
  • natriumzout
  • negerzout
  • parelzout
  • pinkzout
  • plantenzout
  • prepareerzout
  • preserveerzout
  • radiumzout
  • reukzout
  • rochellezout
  • rotszout
  • salpeterzout
  • schuimzout
  • seidlitzerzout
  • seignettezout
  • slijmzout
  • smeltzout
Afgeleide begrippen
  • zoutgeld
  • zoutglazuur
  • zoutgras
  • zouthandel
  • zouthaven
  • zoutheid
  • zouthorst
  • zouthoudend
  • zouthydraat
  • zoutig
  • zouting
  • zoutje
  • zoutkamp
  • zoutkeet
  • zoutketel
  • zoutkoepel
  • zoutkorrel
  • zoutkorst
  • zoutkristal
  • zoutkruid
  • zoutlaag
  • Zoutleeuw
  • zoutlepel
  • zoutloos
  • zoutlozing
  • zoutmagazijn
  • zoutmaker
  • zoutmarmer
  • zoutmeer
  • zoutmelde
  • zoutmengsel
  • zoutmeter
  • zoutmijn
  • zoutmoeras
  • zoutmolecule
  • zoutmolen
  • zoutmonopolie
  • zoutnering
  • zoutoplossing
  • zoutoven
  • zoutpacht
  • zoutpakhuis
  • zoutpan
  • zoutpijler
  • zoutpilaar
  • zoutplant
  • zoutpot
  • zoutproductie
  • zoutraffinaderij
  • zoutraffinadeur
  • zoutrecht
  • zoutschip
  • zoutschuim
  • zoutsmaak
  • zoutsmokkelaar
  • zoutsolutie
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Het zout in de pap niet verdienen
heel erg weinig verdienen
  • Iets met een korreltje zout nemen
iets beschouwen als overdreven
  • Met het zout komen als het ei op is.
met een oplossing komen als het probleem er niet meer is
  • Op alle slakken zout leggen
over alle onbelangrijke dingen/ kleinigheden commentaar hebben/klagen
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen zoutzouterzoutst
verbogen zoutezouterezoutste
partitief zoutszouters-

Bijvoeglijk naamwoord

zout

  1. zout bevattend of zout smakend
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
zouten

zout

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van zouten
  2. gebiedende wijs van zouten

Gangbaarheid

  • Het woord zout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.