verbinding
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: verbinding (hulp, bestand)
- IPA: / vərˈbɪndɪŋ /
- (Noord-Nederland): /vər.ˈbɪn.dɪŋ/
- (Vlaanderen, Brabant): /vər.ˈbɪn.dɪŋ/
- (Limburg): /vɛr.ˈbɪn.dɪŋ(g)/
Woordafbreking
- ver·bin·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verbinding | verbindingen |
verkleinwoord | verbindinkje | verbindinkjes |
Zelfstandig naamwoord
verbinding v
- iets verbinden of samenvoegen; iets dat twee of meer afzonderlijke delen verbindt
- (scheikunde) een chemische stof die bestaat uit twee of meer scheikundig elementen, het gaat hierbij om een stof met andere eigenschappen dan de elementen waar het uit is samengesteld
- (communicatie) een mogelijkheid een bepaalde plek te bereiken
- Hij hing de telefoon op toen de verbinding verbroken werd.
- (verkeer) aansluiting op een ander vervoermiddel of lijn
- Die buslijn is maar een slechte verbinding.
Synoniemen
- [1] connectie
- [2] stof, product, composietmateriaal
- [3] connectie
- [4] aansluiting, lijn
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. verbinden of samenvoegen
2. scheikunde
3. communicatie
4. vervoer
Gangbaarheid
- Het woord verbinding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verbinding' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.