metaal
Nederlands
Woordafbreking
- me·taal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘groep elementen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | metaal | metalen |
verkleinwoord | metaaltje | metaaltjes |
Zelfstandig naamwoord
metaal o
- ieder element dat gekenmerkt wordt door glans en het vermogen om warmte en elektriciteit te geleiden
- Wijs mij op het periodiek systeem der elementen eens even aan welke stoffen metalen zijn.
- (astronomie) elk ander (zwaarder) element dan waterstof en helium
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
- geleider, legering
- aluminium, brons, chroom, goud, ijzer, koper, lood, messing, nikkel, platina, staal, tin, zilver, zink
Vertalingen
1. ieder element dat gekenmerkt wordt door glans en het vermogen om warmte en elektriciteit te geleiden
|
|
Gangbaarheid
- Het woord metaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'metaal' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.