zoutbak
Nederlands
Woordafbreking
- zoutĀ·bak
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zout zn en bak zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zoutbak | zoutbakken |
verkleinwoord | zoutbakje | zoutbakjes |
Zelfstandig naamwoord
zoutbak m [1]
- een bak waarin met zout kan bewaren
- Naast de kazemat, weet hij, stond een zoutbak, voor als het glad was. [2]
- De gemeente verspreidde opnieuw een veertigtal bakken met strooizout over de hele gemeente. De zoutbakken staan aan openbare gebouwen, aan scholen en aan wegen waar de strooidiensten moeilijk geraken. Het zout dient om te gebruiken bij sneeuw en ijzel. Elk jaar wordt er een vijftal bakken gestolen. [3]
Gangbaarheid
- Het woord 'zoutbak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zoutbak' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC T. Toebosch 2 mei 2003 Schroeventellers en archievenduikers
- De Standaard 10 december 2008 Zoutbakken
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.