louwmaand
Nederlands
Woordafbreking
- louw·maand
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘januari’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- uit Middelnederlands loumaent; vermoedelijk samenstelling van looien en maand[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | louwmaand | louwmaanden |
verkleinwoord | louwmaandje | louwmaandjes |
Zelfstandig naamwoord
louwmaand v/m
- eerste maand van het kalenderjaar
Gangbaarheid
- Het woord louwmaand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'louwmaand' herkend door:
47 % | van de Nederlanders; |
28 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "louwmaand" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- louwmaand op website: Etymologiebank.nl
- Noel Chomel, M.; vert.: J.L. Schuer & A.H. Westerhof Huishoudelyk woordboek, Vervattende vele middelen om zyn goed te vermeerderen, en zyne gezondheid te behouden, Met verscheiden wisse en beproefde middelen (1743) S. Luchtmans/H. Uytwerf, Leiden/Amsterdam; p. 532; geraadpleegd 2015-06-21
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.