lentemaand
Nederlands
Woordafbreking
- len·te·maand
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘maart’ voor het eerst aangetroffen in 1050 [1]
- [1] samenstelling van lente en maand
- [2] van Oudnederlands lentinmanoth, "maand waarin de lente begin"[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lentemaand | lentemaanden |
verkleinwoord | lentemaandje | lentemaandjes |
Zelfstandig naamwoord
lentemaand v
- (meteorologie) de derde, vierde of de vijfde maand van het jaar
- Maart, april en mei zijn lentemaanden .
- oude naam voor de derde maand van het kalenderjaar
Hyponiemen
Vertalingen
1. lentemaand
Gangbaarheid
- Het woord lentemaand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'lentemaand' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "lentemaand" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- lentemaand op website: Etymologiebank.nl
- Noel Chomel, M.; vert.: J.L. Schuer & A.H. Westerhof Huishoudelyk woordboek, Vervattende vele middelen om zyn goed te vermeerderen, en zyne gezondheid te behouden, Met verscheiden wisse en beproefde middelen (1743) S. Luchtmans/H. Uytwerf, Leiden/Amsterdam; p. 532; geraadpleegd 2015-06-21
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.