wijnmaand
Nederlands
Woordafbreking
- wijn·maand
Woordherkomst en -opbouw
- uit Oudnederlands windumemanoth[1]; samenstelling van wijn en maand, omdat de wijn in die periode werd geoogst[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wijnmaand | wijnmaanden |
verkleinwoord | wijnmaandje | wijnmaandjes |
Zelfstandig naamwoord
wijnmaand v/m
- tiende maand van het kalenderjaar
Gangbaarheid
- Het woord wijnmaand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wijnmaand' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Oudnederlands Woordenboek
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Noel Chomel, M.; vert.: J.L. Schuer & A.H. Westerhof Huishoudelyk woordboek, Vervattende vele middelen om zyn goed te vermeerderen, en zyne gezondheid te behouden, Met verscheiden wisse en beproefde middelen (1743) S. Luchtmans/H. Uytwerf, Leiden/Amsterdam; p. 532; geraadpleegd 2015-06-21
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.