vallen

[1] Vallen.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vallen    (hulp, bestand)
  • IPA: /vɑlə(n)/
Woordafbreking
  • val·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘omlaaggaan’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: vallen
Oudnederlands: fallan
Germaans: *fallanan
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: fall (Angelsaksisch: feallan), Duits: fallen, (Oudhoogduits: fallan), Fries: falle (Oudfries: falla)
Noord: Zweeds/IJslands/Faeröers: falla, Deens: falde, Noors: falle (Nynorsk: falla, falle, Oudnoords: falla)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vallen
viel
gevallen
klasse 7 volledig

Werkwoord

vallen

  1. ergatief vrijelijk onder invloed van de zwaartekracht naar de aarde bewegen
    • De roekeloze beklimmer van het gebouw viel gelukkig niet. 
  1. vrijelijk neerhangen
    • Zijn lange haren vielen in krullen over zijn schouders. 
  1. ergatief, (militair) ondanks verzet in vijandelijke handen komen
    • Die stad is snel gevallen. 
  1. ergatief, (militair) sterven in de strijd
    • Adolf viel in de slag bij Heiligerlee. 
    • Meteen probeerde iedereen te zien waar ze lagen, maar omdat ze naar het noorden waren gegaan, was de plek waar ze waren gevallen niet te zien. [2] 
  1. ~ te: drukt een mogelijkheid uit
    • Daar viel bitter weinig aan te veranderen. 
  1. koppelwerkwoord ~ + meewerkend voorwerp op een bepaalde manier ervaren worden
    • Het afscheid is hem erg zwaar gevallen. 
Synoniemen
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

vallen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord val

Gangbaarheid

  • Het woord vallen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.