ontvallen
Nederlands
Woordafbreking
- ont·val·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontvallen |
ontviel |
ontvallen |
klasse 7 | volledig |
Werkwoord
ontvallen
- ergatief iets zeggen wat men liever voor zich gehouden had
- Het is hem ontvallen dat er toch ontslagen gingen vallen.
- ergatief verloren gaan, gewoonlijk door te sterven
- Zo velen zijn ons in die verschrikkelijke tijd ontvallen.
- ergatief, (figuurlijk) uit iemands hand vallen in overdrachtelijke, vaak religieuze, zin
- Eer ik Uw hand ontval, spreek tot mij, zeg mij aan dat ik U vinden zal!
Vertalingen
1. iets zeggen wat men liever voor zich gehouden had
Gangbaarheid
- Het woord ontvallen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ontvallen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.