drop
Nederlands
Woordafbreking
- drop
Woordherkomst en -opbouw
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | drop | droppen |
verkleinwoord | dropje | dropjes |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | drop | drops |
verkleinwoord | dropje | dropjes |
Zelfstandig naamwoord
drop v/m/o
- zwart gekleurd snoepgoed gemaakt van o.a. zoethoutextract, bindmiddel, suiker. (jap: Vlaams).
- (badminton) slag waarmee de shuttle vlak achter het net wordt gespeeld
- Vandaag gaan we trainen op de drop, een speler speelt enkel drops, de andere speler gaat lobben.
- druppel
Uitdrukkingen en gezegden
- [3] van de regen in de drop komen
van iets vervelends in iets nog ergers komen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Vertalingen
zwart gekleurd snoepgoed
Werkwoord
vervoeging van |
---|
droppen |
drop
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van droppen
- Ik drop.
- gebiedende wijs van droppen
- Drop!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van droppen
- Drop je?
Gangbaarheid
- Het woord drop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'drop' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "drop" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- drop op website: Etymologiebank.nl
- drop op website: Etymologiebank.nl
- drop op website: Etymologiebank.nl
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.