uitvallen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitvallen    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈœʏ̯tfɑlə(n)/, /ˈʌʏ̯tfɑlə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈœːtfɑlə(n)/
    • (Limburg): /ˈœːdvɑlə(n)/
Woordafbreking
  • uit·val·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitvallen
viel uit
uitgevallen
klasse 7 volledig

Werkwoord

uitvallen

  1. ergatief niet langer functioneren
    • De zender is opeens uitgevallen. 
  1. ergatief verliezen van haar, naalden, bloembaden enz
    • De kerstboom is al erg uitgevallen en kan beter maar opgeruimd worden. 
  1. ergatief niet doorgaan van iets dat vooraf gepland stond
    • Ik had vandaag eigenlijk zes lessen, maar één is er uitgevallen. 
  1. koppelwerkwoord uiteindelijk worden
    • De taart is een beetje groot uitgevallen, maar het komt wel op. 

Zelfstandig naamwoord

uitvallen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord uitval

Gangbaarheid

  • Het woord uitvallen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.