caer

Spaans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ka.ˈeɾ/
Woordafbreking
  • ca·er

Werkwoord

caer

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
caer
caía
caído
volledig
  1. onovergankelijk vallen, neervallen, neerstorten
  2. omvallen, in elkaar zakken
  3. afvallen
  4. hangen
  5. sneuvelen
  6. staan (van kleding)
  7. dalen, verminderen, aftakelen
  8. verwateren (gewoonte, gesprek)
Verwante begrippen
Synoniemen
  • [2] desplomarse

Verwijzingen

    Welsh

    enkelvoud meervoud
    caer caerau

    Zelfstandig naamwoord

    caer m

    1. fort, vesting
    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.