rijgen
Nederlands
Woordafbreking
- rij·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
rijgen |
reeg |
geregen |
klasse 1 | volledig |
Werkwoord
rijgen
- overgankelijk met een naald een draad ergens doorvoeren
- Ze reeg eerst de zoom om te kunnen zien of deze op de juiste lengte was.
Hyponiemen
- aaneenrijgen, aanrijgen, afrijgen, inrijgen, ontrijgen, oprijg, verrijgen
Afgeleide begrippen
- rijgdraad, rijggaren, rijglaars, rijglijf, rijglijn, rijgnaad, rijgnaald, rijgsluiting, rijgsnoer, rijgsteek, rijgveter
Vertalingen
1. met een naald een draad ergens doorvoeren
Gangbaarheid
- Het woord rijgen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rijgen' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.