stortregen
Nederlands
![](../I/m/Stortregen_te_Shono-Rijksmuseum_RP-P-1956-740.jpeg)
stortregen
Woordafbreking
- stortĀ·reĀ·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van stort en regen [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stortregen | stortregens |
verkleinwoord | stortregentje | stortregentjes |
Zelfstandig naamwoord
stortregen m [2]
- zeer heftige regenbui
- Is in Nederland de krant een meneer, hier is hij een dame. Een grijze nog wel. Elke ochtend - ze komt ook op zon- en feestdagen - lees ik The New York Times. Voor dag en dauw wordt ze oneerbiedwaardig de oprit op geslingerd in een blauwe plastic zak verpakt, bij stortregen in twee. [3]
Gangbaarheid
- Het woord stortregen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stortregen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.