mee
Nederlands
Woordafbreking
- mee
Woordherkomst en -opbouw
- Samentrekking van mede -> me(de) -> mee.
vnw. bijw. | ||
---|---|---|
voorzetselbijwoord | mee | |
persoonlijk | ermee | |
aanwijz. | nabij | hiermee |
veraf | daarmee | |
vragend/betrekk. | waarmee |
Bijwoord
mee
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord.
- Hij voer enige tijd met hen mee.
- prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord van het voorzetsel met
- Hij heeft er weinig mee weten te bereiken.
Afgeleide begrippen
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mee | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
mee v/m
- (drinken) licht alcoholische drank vervaardigd van honing
- (plantkunde) Rubia tinctorum
een plant waarvan de wortel een rode kleurstof bevat
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord mee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'mee' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Nedersaksisch
Spaans
Werkwoord
vervoeging van |
---|
mear |
mee
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mear
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mear
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mear
Veluws
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.