meewarig
Nederlands
Woordafbreking
- mee·wa·rig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘deelnemend’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
- Samenstellende afleiding van mee en waar met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | meewarig | meewariger | meewarigst |
verbogen | meewarige | meewarigere | meewarigste |
partitief | meewarigs | meewarigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
meewarig
- (al of niet geveinsd) medelijden tonend
- Met een meewarige blik gaf hij de student het huiswerk met een onvoldoende terug.
Afgeleide begrippen
- meewarigheid
Gangbaarheid
- Het woord meewarig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'meewarig' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.