meewarig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mee·wa·rig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘deelnemend’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
  • Samenstellende afleiding van mee en waar met het achtervoegsel -ig [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen meewarigmeewarigermeewarigst
verbogen meewarigemeewarigeremeewarigste
partitief meewarigsmeewarigers-

Bijvoeglijk naamwoord

meewarig

  1. (al of niet geveinsd) medelijden tonend
    • Met een meewarige blik gaf hij de student het huiswerk met een onvoldoende terug. 
Afgeleide begrippen
  • meewarigheid

Gangbaarheid

  • Het woord meewarig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.