meefietsen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dóórgaan    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈme.fit.sə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈme.fit.sə(n)/
Woordafbreking
  • mee·fiet·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
meefietsen
fietste mee
meegefietst
zwak -t volledig

Werkwoord

meefietsen

  1. samen opfietsen, fietsend bij anderen aansluiten
    • Hij fietst met zijn vader mee. 

Gangbaarheid

  • Het woord meefietsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.