koop

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  koop    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /kop/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /kop/
Woordafbreking
  • koop
enkelvoud meervoud
naamwoord koop kopen
verkleinwoord koopje koopjes

Zelfstandig naamwoord

koop m

  1. (handel) een handeling waarbij men iets in ruil krijgt voor geld
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden

op de koop toe

  • bovendien

te koop

  • beschikbaar om verkocht te worden
Anagrammen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
kopen

koop

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kopen
    • Ik koop. 
  2. gebiedende wijs van kopen
    • Koop! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kopen
    • Koop je? 

Gangbaarheid

  • Het woord koop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Afrikaans

Uitspraak
  • geluid 
enkelvoud meervoud
naamwoord koop kope
verkleinwoord kopie kopies

Zelfstandig naamwoord

koop

  1. koop
stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
koop
gekoop
volledig

Werkwoord

koop

  1. kopen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.