koopzucht

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koop·zucht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koopzucht
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

koopzucht v/m [1]

  1. de ziekelijke neiging om te moeten kopen
    • Voor vrijwel ieder probleem bestaat een televisieprogramma. Overgewicht, koopzucht, angsten, schulden, ruzie, scheiding, jaloezie, slaapproblemen, onzekerheid. Problemen die deelnemers vaak al een leven met zich meeslepen, en die op tv in rap tempo worden opgelost. [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord koopzucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Lineke Nieber 25 november 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.