koopkracht

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koop·kracht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koopkracht -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

koopkracht v/m

  1. (economie) de hoeveelheid goederen of diensten die gekocht kan worden met een bepaald geldbedrag, bijvoorbeeld het besteedbaar inkomen
    • Voor vrijwel iedereen daalt in het komend jaar de koopkracht (behalve voor het topmanagement natuurlijk die rustig kan doorgaan met zakkenvullen). [1]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord koopkracht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Troonrede 2011
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.