koopkracht
Nederlands
Woordafbreking
- koop·kracht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van koop ww en kracht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koopkracht | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
koopkracht v/m
- (economie) de hoeveelheid goederen of diensten die gekocht kan worden met een bepaald geldbedrag, bijvoorbeeld het besteedbaar inkomen
- Voor vrijwel iedereen daalt in het komend jaar de koopkracht (behalve voor het topmanagement natuurlijk die rustig kan doorgaan met zakkenvullen). [1]
Vertalingen
1. de hoeveelheid goederen of diensten die gekocht kan worden met een bepaald geldbedrag
Gangbaarheid
- Het woord koopkracht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'koopkracht' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Troonrede 2011
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.