koopdag
Nederlands
Woordafbreking
- koop·dag
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kopen ww en dag zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koopdag | koopdagen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
koopdag m [1]
- een dag dat de winkels open zijn er er dus gewinkeld en gekocht kan worden
- Volgens een woordvoerder van Detailhandel Nederland, toont dit aan dat het Sinterklaasfeest voor veel winkeliers nog altijd een van de belangrijkste feestdagen van het jaar is. „En dan te bedenken dat Sinterklaas dit jaar op dinsdag valt, in 2016 was dat op maandag. Er is dus een extra koopdag.” Veel winkeliers hebben maandagavond nog een speciale koopdag gepland. [2]
- Overeenstemming is er ook over de openingstijden op Koninginnedag. De Klanderij kende al zes keer deze oranje-koopdag, er is de afspraak gemaakt dat de winkels in de binnenstad die dag tussen 11 en 16 uur open zullen zijn. [3]
Synoniemen
- winkeldag
Gangbaarheid
- Het woord koopdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'koopdag' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Reformatorisch Dagblad 04-12-2017 We geven meer uit aan pakjesavond
- Tubantia 03-03-10, Klanderij lid van Winkelhart, akkoord over openingstijden
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.