genealogie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·nea·lo·gie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘geslachtkunde’ voor het eerst aangetroffen in 1567 [1]
  • afgeleid van het Griekse 'geneā' (geboorte, geslacht, afkomst) met het achtervoegsel -logie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord genealogie genealogieën
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

genealogie v

  1. een discipline van de geschiedkunde die zich bezighoudt met voorouderonderzoek dan wel de afstamming van de familienaam
    • Er zijn veel mensen die zich uit pure belangstelling met de genealogie van hun familie bezighouden. 
Synoniemen
Hyponiemen
  • biogenealogie
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord genealogie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /gɛnɛalɔgɪjɛ/
Woordafbreking
  • ge·nea·lo·gie

Zelfstandig naamwoord

genealogie v

  1. (wetenschap) genealogie; een discipline van de geschiedkunde die zich bezighoudt met voorouderonderzoek dan wel de afstamming van de familienaam
  2. stamboom
Verbuiging
Synoniemen
  1. rodopis m onbezield
  2. rodopis m onbezield, rodokmen m onbezield
Afgeleide begrippen
  • genealogický
Verwante begrippen
  • gen m onbezield
  • genealog m bezield
  • genealožka v

Verwijzingen

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.