gen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • gen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘drager van erfelijke eigenschappen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1928 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gen genen
verkleinwoord gennetje gennetjes

Zelfstandig naamwoord

gen o

  1. (biologie) drager van informatie van de erfelijke eigenschappen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /gɛn/
  • Geluid:  gen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • gen
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Duitse woord Gen

Zelfstandig naamwoord

gen monbezield

  1. (biologie) gen; drager van informatie van de erfelijke eigenschappen
Verbuiging
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
  • genetik mbezield
  • genetika v
  • genofond
  • genom

Verwijzingen

    Meer informatie


    Turks

    Woordafbreking
    • gen
    enkelvoud meervoud
    nominatief   gen     genler  
    genitief   genin     genlerin  
    datief   gene     genlere  
    accusatief   geni     genleri  
    locatief   gende     genlerde  
    ablatief   genden     genlerden  

    Zelfstandig naamwoord

    gen

    1. (biologie) gen
    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.