genealoog
Nederlands
Woordafbreking
- ge·nea·loog
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van *afgeleid van het Griekse 'geneā' (geboorte, geslacht, afkomst) met het achtervoegsel -loog [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | genealoog | genealogen |
verkleinwoord | genealoogje | genealoogjes |
Zelfstandig naamwoord
genealoog m
- (beroep) iemand die de afstamming en verwantschap van families naspoort
Gangbaarheid
- Het woord genealoog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'genealoog' herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
58 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.