burgemeester

Nederlands

[1] burgemeester
[2] burgemeester van een molen
Uitspraak
Woordafbreking
  • bur·ge·mees·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord burgemeester burgemeesters
verkleinwoord burgemeestertje burgemeestertjes

Zelfstandig naamwoord

burgemeester m

  1. (beroep) hoofd van het gemeentebestuur
  2. het bord onder de spil van een molen
  3. (vogels) de naam van een tweetal meeuwensoorten:
    de grote burgemeester
    de kleine burgemeester
Synoniemen
Hyponiemen
  • dagburgemeester, dorpsburgemeester, ereburgemeester, ex-burgemeester, interim-burgemeester, kandidaat-burgemeester, locoburgemeester, nachtburgemeester, oorlogsburgemeester, oud-burgemeester, teflonburgemeester
Afgeleide begrippen
  • burgemeesterlijk, burgemeesterschap, burgemeestersfunctie, burgemeesterskamer, burgemeesterssjerp, burgemeesterstoezicht, burgemeestersvrouw
Uitdrukkingen en gezegden
iemand die met de vijand samenwerkt om erger te voorkomen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord burgemeester staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.